Kennisinstellingen als motor van regionale innovatie
Netherlands Academy of Engineering (NAE): “Maak ruimte voor co-creatie en beloon maatschappelijke impact”
Published on September 5, 2025

TU Eindhoven - © Team V Architectuur
Medeoprichter van Media52 en hoogleraar Journalistiek, bouwt aan IO+, events en Laio, met focus op commerciële kansen—en blijft schrijven voor IO+.
Nederland en Europa dreigen achterop te raken in innovatiekracht vergeleken met de Verenigde Staten en China. Dat is zorgelijk, stelt de Netherlands Academy of Engineering (NAE), want juist innovatie is onmisbaar om grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken – van de energietransitie en betaalbare zorg tot de verduurzaming van landbouw. In een nieuw adviesrapport pleit NAE daarom voor een versterking van regionale innovatie-ecosystemen, met kennisinstellingen in de rol van aanjager.
“Regionale ecosystemen zijn de plekken waar economie en maatschappij elkaar raken,” zegt NAE-fellow en TU/e-hoogleraar Maarten Steinbuch. “Juist daar ontstaat de mogelijkheid om kennis, ondernemerschap en maatschappelijke behoeften met elkaar te verbinden.”
De vierde generatie onderwijsinstelling
Volgens NAE moeten mbo’s, hogescholen en universiteiten zich ontwikkelen tot zogenoemde “vierde generatie instellingen”. Dat betekent dat zij niet alleen kennis overdragen, maar ook structureel samenwerken met bedrijven, overheden en de samenleving. Studenten en onderzoekers werken dan in transdisciplinaire teams aan concrete oplossingen, die direct kunnen bijdragen aan brede welvaart.
Jacquelien Scherpen, rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen en mede-auteur van het advies: “Als onafhankelijke spelers kunnen kennisinstellingen het voortouw nemen. Zij brengen partijen bij elkaar, zetten maatschappelijke uitdagingen op de agenda en zorgen dat onderzoek en onderwijs hierop aansluiten.”
De kracht van regionale ecosystemen
Het rapport benadrukt dat multilaterale samenwerking veel krachtiger is dan losse bilaterale afspraken. Een ecosysteem waarin overheid, kennisinstellingen, bedrijfsleven en maatschappij – de zogenoemde quadrupel helix – samenwerken, kan zorgen voor snellere innovatie, grotere weerbaarheid en een aantrekkelijker vestigingsklimaat.
Voorbeelden daarvan zijn er al. Brainport Eindhoven groeide uit tot internationale tech-hub dankzij nauwe samenwerking tussen bedrijven als ASML en Philips, kennisinstellingen als de TU/e en organisaties als Eindhoven Engine. Het TechMed Centre in Twente laat zien hoe samenwerking tussen onderzoekers, studenten en zorgprofessionals leidt tot snellere medische innovaties. En in Zuid-Holland bundelt de Convergence Alliance de krachten van TU Delft, Erasmus MC en Erasmus Universiteit met maatschappelijke partners in een “living lab” voor grootstedelijke vraagstukken.
Wat moet er veranderen?
Ondanks de bewezen kracht van ecosystemen, lopen kennisinstellingen tegen barrières aan. NAE benoemt er meerdere. Zo is de werkdruk van docenten en onderzoekers hoog, waardoor er nauwelijks tijd overblijft voor samenwerking buiten de muren van de instelling. Bovendien worden prestaties nog te vaak individueel beoordeeld – publicaties en citaties tellen zwaarder dan maatschappelijke impact.
Dat moet anders, zegt Scherpen: “Onderzoekers die zich richten op co-creatie en missiegedreven onderzoek verdienen dezelfde waardering als collega’s die prestigieuze beurzen binnenhalen.” Het programma Erkennen en Waarderen binnen universiteiten laat zien dat deze cultuurverandering mogelijk is.
Ook de inrichting van onderwijs verdient aandacht. Traditionele opleidingen zijn vaak smal opgezet, terwijl de maatschappelijke uitdagingen vragen om brede, transdisciplinaire vaardigheden. NAE pleit daarom voor curricula die studenten voorbereiden op samenwerking in zogenoemde π-profielen: professionals die niet alleen diepgaande expertise hebben, maar ook kunnen schakelen tussen disciplines.
Daarnaast wijst het advies op de spanning tussen verschillende tijdshorizons. Waar bedrijven soms binnen een jaar omscholing nodig hebben, werken opleidingen in cycli van meerdere jaren. Flexibelere trajecten zijn nodig om op die vraag in te spelen.
De rol van overheid en bedrijfsleven
Kennisinstellingen kunnen de aanjagers zijn, maar hebben partners nodig. Bedrijven versterken de valorisatie van onderzoek door samenwerking en gedeelde faciliteiten, en bieden vruchtbare grond voor start- en scale-ups. Overheden moeten de randvoorwaarden scheppen: subsidies voor publiek-private samenwerking, passende infrastructuur en een onafhankelijke orkestrator die de gezamenlijke koers bewaakt.
Die orkestrator is cruciaal, aldus NAE, omdat zonder een neutrale partij het gevaar bestaat dat individuele belangen overheersen. Alleen door gezamenlijk richting te kiezen kan een ecosysteem effectief werken.
Een netwerk van netwerken
Een laatste aanbeveling is om regionale ecosystemen te laten specialiseren in een technologie-marktcombinatie die past bij hun sterktes. Zo ontstaat een “netwerk van netwerken” dat elkaar aanvult en samen het innovatievermogen van Nederland versterkt.
De boodschap van NAE is helder: zet kennisinstellingen in hun kracht als onafhankelijke motor van innovatie. Geef hen ruimte om samen te werken met bedrijven en overheid, beloon maatschappelijke impact en maak transdisciplinair onderwijs de norm.
“Als ecosysteem staat een regio sterker, flexibeler en innovatiever in de markt – en profiteert iedereen,” vat Steinbuch samen. “Het is tijd om barrières weg te nemen en systematisch te investeren in samenwerking. Alleen zo kan Nederland weer voorop lopen in innovatie en klaar zijn voor de grote transities die voor ons liggen.”