Logo

"Mediabeleid moet ook techbeleid zijn”

Debat NDP Nieuwsmedia: Journalistiek is geen product maar een publieke voorziening – en die voorziening brokkelt af als we niets veranderen.

Published on October 28, 2025

NDP Nieuwsmedia Amsterdam

© Butino

Medeoprichter van Media52 en hoogleraar Journalistiek, bouwt aan IO+, events en Laio, met focus op commerciële kansen—en blijft schrijven voor IO+.

Het tweede panel van het NDP-debat (lees hier deel 1) verschoof de lens. Minder AI, minder infrastructuur, meer “wat betekent journalistiek nog voor mensen, vooral als die allang geen krant meer openslaan?”

De vraag die moderator Monique van Dusseldorp neerlegde was bijna fysiek tastbaar: “Hoe gaan we die journalistiek weer bij de mensen krijgen? Hoe zorgen we dat er gewoon een levendig en belangrijk nieuwslandschap is? Want dat vinden we met z’n allen toch zo belangrijk voor onze democratie?”

Wat volgde, was een gesprek dat tegelijk somber en hoopgevend was. Somber omdat jongeren (tot en met veertigjarigen) afhaken. Hoopgevend omdat er nog steeds mensen zijn die proberen dat gat te dichten – desnoods straat voor straat.

Jongeren leven in nieuws, maar niet bij nieuwsmerken

Mediaonderzoeker Karin Schut trapte af met cijfers die niemand meer kan negeren. “Tachtig procent van de jongeren informeert zich via sociale media,” zei ze. TikTok, Instagram, YouTube, Reddit-stijl formats: daar vormen jongeren hun beeld van de wereld, van Gaza tot verkiezingen. Klassieke nieuwsmerken – krant, site, talkshow, krantensite – zijn daar nauwelijks zichtbaar.

En dat ligt niet alleen aan die jongeren. “Nieuwsmerken zijn wel aanwezig op die platforms, maar vaak niet met content die is gemaakt voor jongeren, op hun tempo, in hun taal,” zei Schut. Het gevolg: als je NOS Stories wegdenkt uit de feed, “dan blijkt dat een groot deel van de jongeren überhaupt geen nieuws meer ziet van kwalitatieve nieuwsmerken.”

En dat probleem beperkt zich niet tot tieners. Schut wees op iets wat in bereikcijfers vaak onzichtbaar blijft: “Ook die middengeneraties, mensen tussen 30 en 50 jaar, haken af. De veertiger van nu gebruikt minder nieuws dan toen hij dertig was.” Dat is cruciaal, want dit is traditioneel de groep die betaalt voor journalistiek. “De betalende nieuwsgebruikersgroep wordt kleiner. Terwijl oudere generaties nu eigenlijk de boel financieel dragen.”

Haar zorg is dus tweeledig: bereik én model. Hoe maak je nieuws waar mensen nog voor willen betalen, als ze nieuws vooral in hapklare clips en snippets zien, soms zonder bron? “We moeten niet alleen nadenken over hoe we merken weer onder de aandacht brengen,” zei ze, “maar ook: in welk type product gieten we kwaliteitsjournalistiek, zodat mensen bereid zijn ervoor te betalen?”

Publiek vs privaat of samen optrekken?

Waar Schut het probleem schetste, schoot Mohammed Mohandis (kandidaat GroenLinks-PvdA) meteen richting systeemverandering. Zijn stelling: het huidige mediabeleid past niet meer bij hoe mensen media consumeren. “Mijn kinderen begrijpen niet wat zenders zijn, wat netten zijn,” zei hij. “Mijn jongste noemt de televisie ‘die grote iPad aan de muur’.” De huidige mediawet is gebouwd voor lineaire tv en voor een wereld waarin de publieke omroep en de regionale krant keurig gescheiden domeinen zijn. Maar zo ervaren jongeren geen nieuws meer.

Volgens Mohandis is het tijd om de “achterhoedegevechten” te beëindigen tussen publieke en private media. Hij pleitte voor een volledige herziening van de mediawet en voor nauwere samenwerking tussen regionale omroepen en kranten. Niet omdat die ineens één bedrijf moeten worden, maar omdat het publiek het onderscheid toch al niet ziet. “We moeten het mogelijk maken dat een regionale krant en een regionale omroep nieuwe verdienmodellen ontwikkelen om nieuws heel toegankelijk te krijgen voor jongeren. Jongeren moeten gewoon snel, zonder vijftien kliks, bij betrouwbaar nieuws kunnen komen.”

Hij erkende dat betaalmuren logisch zijn voor inkomsten, maar waarschuwde dat ze jongeren feitelijk buitenhouden. “Je wil dat jongeren naast al die filmpjes en snippets óók betrouwbaar nieuws krijgen. En dat is nu niet vanzelfsprekend.” Daarom, zei hij, moet er politiek iets gebeuren wat tien jaar geleden ondenkbaar was. “Ik ben klaar met die strijd tussen private en publieke media in Nederland, terwijl we worden opgegeten door grote spelers van buiten. Als je dat niet ziet en niet wilt veranderen, blijf je een achterhoedegevecht vechten.”

Journalistiek is ook een veiligheidsvraagstuk

Vanuit de VVD klonk geen verzet tegen dat beeld. Integendeel: Martijn Buijsse plaatste het in termen van democratische weerbaarheid en strategische autonomie. “Nederlandse nieuwsbedrijven zijn belangrijk voor twee dingen: pluriformiteit in het aanbod, en digitale autonomie. We konden heel lang prima leven met afhankelijkheid van Amerikaanse platforms, maar we hebben een tipping point bereikt. We willen dat steeds minder.”

En dan komt de vraag die vaak aan de VVD wordt gesteld: moet de overheid dan private media actief ondersteunen? Buijsse schoof geld niet meteen op tafel, maar hij schoof verantwoordelijkheid ook niet weg. “Ik ervaar heel veel innovativiteit bij Nederlandse mediabedrijven,” zei hij. “Ik zou willen aanmoedigen om nieuwe verdienmodellen te bouwen. De keten van nieuwsvoorziening naar burgers verandert nu. Dat moeten we omarmen.”

Daarbij gaat het volgens Buijsse niet alleen om innovatie in redacties, maar ook om de digitale infrastructuur waar die redacties straks op draaien. “We moeten wel meegaan in die beweging. Niet alleen om één mediabedrijf te steunen, maar om de hele digitale infrastructuur te beschermen. Want anders zijn we straks in Amerikaanse handen.”

Buijsse maakte het persoonlijk. “Toen ik elf was, lag er elke dag een enorme krant op de keukentafel. Dat heeft er direct aan bijgedragen dat ik nu Kamerlid ben. Mijn dochter leest geen krant. En daar maak ik me wél zorgen over. Als die jeugd niet meer vanzelfsprekend toegang krijgt tot nieuws, raakt dat de democratie.”

Journalistiek terug de wijk in

Als de grote lijnen over autonomie en infrastructuur abstract klinken, dan kwam Ron Meyer (Heerlen-Noord) met de praktijk op straatniveau. Het resultaat: ‘de krant van de buurvrouw’, een initiatief dat hij samen met dagblad De Limburger opzette. “We geven drieduizend gratis abonnementen weg,” zei Meyer. “Niet alleen aan kinderen in de bovenbouw van de basisschool en eerste jaren van het voortgezet onderwijs, maar ook aan hun ouders. Op school, digitaal in de les, soms papier thuis. Nieuws als iets van jou, niet iets van ‘mensen ver weg’.”

Het doel is niet alleen ‘iemand een krant geven’. Het doel is betrokkenheid. “Kinderen weten helemaal niet meer wat nieuws is en wat ze met nieuws moeten doen,” vulde Monique Parren (De Limburger) aan. Daarom geven ze les in mediawijsheid in de klas, maken ze samen schoolkranten over hun wijk, laten ze kinderen hun eigen verhalen publiceren. Dat kan gaan over iets kleins en concreets (“ik ben van m’n fatbike gevallen en ik wil anderen waarschuwen”) en over iets groots (“wat gebeurt er in onze buurt en waarom beslist niemand met ons?”).

NDP Nieuwsmedia Amsterdam

© Butino

Volgens Meyer werkt het twee kanten op. Het is niet alleen kinderen opvoeden tot burgers, maar ook journalisten opnieuw in contact brengen met buurten waar ze eigenlijk niet meer kwamen. “Journalisten leren weer verhalen kennen die ze kwijt waren geraakt,” zei hij. “Dat is niet alleen liefdadigheid. Dat is democratie herstellen.”

Een belangrijke les: zelfs gratis nieuws landt niet vanzelf. “Je denkt misschien: gratis abonnement, iedereen wil dat meteen. Dat is niet zo. Als je het nooit gehad hebt, is het ook niks waard. Je moet letterlijk samen waarde leren zien in betrouwbare informatie.”

De jeugd terugwinnen 

Philippe Remarque (DPG Media) liet zien hoe een nationale uitgever daar zelf mee experimenteert. DPG biedt sinds kort gratis digitale toegang tot al zijn titels voor alle studenten in Nederland, van mbo tot universiteit. “Dat veroorzaakte duizenden aanmeldingen per uur,” zei hij. Het is tegelijk een gebaar (“studenten betaalden toch niet of lazen via hun ouders”) en een investering in relevantie.

Maar hij waarschuwde: je kunt jongeren niet alleen toegang geven, je moet ze ook serieus bedienen. “Wij hebben een manier van verhalen maken die niet altijd aansluit bij hoe jongeren dingen consumeren. Redacties moeten persoonlijker worden, transparanter, meer interactie zoeken. Als mensen niet snappen hoe een verhaal tot stand komt, als ze alleen maar navigeren op gezichten in hun timeline, dan blijven wij ontoegankelijk.”

Remarque benoemde ook het onhoudbare van de afhankelijkheid van platforms. Uitgevers zijn massaal aanwezig op TikTok en Instagram omdat daar het publiek zit, maar, zegt hij: “Je bent er totaal van afhankelijk. Eén wijziging in platformbeleid en je bent weg.” Hij gaf een vers voorbeeld: Europese regels rond politieke advertenties hebben ervoor gezorgd dat sommige platforms besloten bepaalde politieke en journalistieke content maar gewoon te blokkeren – inclusief serieuze titels en stemhulpen. “Dan zie je hoe afhankelijk je opeens bent van hun politieke beslissingen,” zei hij. “Wij worden ook gewoon gebruikt om druk te zetten op Brussel.”

Daarom kijkt DPG naar iets anders: eigen distributiekanalen, maar dan wél sociaal. Hij noemde nu.nl, dat experimenteert met een eigen social feed op de eigen site, via open protocollen (Bluesky/Mastodon-federatie). Het idee: een federaal netwerk waar redacteuren posten, waar ook NOS of De Telegraaf op kan aansluiten, waar moderatie gezamenlijk kan worden geregeld, en waar geen enkele Elon Musk aan de stekker kan trekken. “Het is nog vroeg,” erkende Remarque. “Maar dit is een manier om een sociaal ecosysteem te bouwen zónder dat we onze democratische infrastructuur uitbesteden.”

Zijn slotboodschap was bijna klassiek-journalistiek, en tegelijk heel 2025: kwaliteit als wapen. “Er is heel veel trash op internet,” zei hij. “En er komt steeds meer synthetische berichtgeving bij. Mensen gaan behoefte houden aan journalistiek van echte mensen, die uitgezocht is en waarvoor iemand verantwoordelijkheid neemt. Dáár kunnen Nederlandse nieuwsbedrijven zich in onderscheiden. Kwaliteit is waarde.”

“Mediabeleid ís techbeleid”

Aan het eind kwam de vraag: wat moet de politiek hier nu concreet mee?

Uit de mond van de politici klonk opvallend weinig verschil van mening. Mohandis wil af van de muur tussen publiek en privaat, en wil een minister die het hele speelveld – journalistiek, digitale infrastructuur, platforms – integraal aanstuurt. Buijsse wil digitale autonomie en zegt ronduit dat het verlies van journalistieke toegang voor jongeren een democratisch risico is. Beiden zeggen: de staat hoeft niet de krant te schrijven, maar moet wél zorgen dat Nederlandse nieuwsvoorziening niet weglekt in Amerikaanse ecosystemen waar we geen zeggenschap meer hebben.

En dan was er misschien wel de kernzin van de hele middag. NDP-directeur Herman Wolswinkel sloot af met een observatie die alles aan elkaar knoopt: “Het mediabeleid moet ook techbeleid zijn.” Journalistiek gaat niet meer alleen over redacties, maar over infrastructuur, data-afhankelijkheid, platformmacht en digitale autonomie. Als Nederland dat als één dossier zou gaan behandelen – en niet als drie ministeries met ieder hun eigen loket – dan is er nog iets te redden.

Want, zoals Remarque concludeerde: “Mensen willen nog steeds echte journalistiek. Maar dan moeten wij er nog wél zijn om die te maken.”