Logo

Rapport Wennink vol urgentie en ongemak: "De toekomst wacht niet"

Peter Wennink: "Zonder productiviteitssprong, gerichte tech-investeringen en een andere bestuurscultuur kalft de Nederlandse welvaart af."

Published on December 12, 2025

Peter Wennink presenting his report on December 12, 2025

Peter Wennink tijdens de presentatie van zijn rapport

Medeoprichter van Media52 en hoogleraar Journalistiek, bouwt aan IO+, events en Laio, met focus op commerciële kansen—en blijft schrijven voor IO+.

Nederland is een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld. Maar in het Rapport Wennink, dat met de titel "De Route naar toekomstige welvaart" is geschreven als Nederlandse vertaling van het Draghi-rapport over Europa, klinkt vooral urgentie en ongemak. “Donkere wolken pakken zich samen boven de samenleving,” schrijft Peter Wennink. De oorlog in Oekraïne, vergrijzing, energietransitie, woningnood, druk op zorg en onderwijs: samen “maken duidelijk dat het fundament onder onze welvaart begint te eroderen."

Zijn centrale boodschap is genadeloos helder: als Nederland niet heel gericht gaat investeren in productiviteit en technologie, verliezen we zowel onze brede welvaart als onze strategische relevantie. En dat gebeurt sneller dan ons lief is.

Groei onder de ondergrens

Volgens Wennink is de kern van alle grote opgaven – zorg, pensioenen, defensie, energietransitie – economisch van aard. Om die financieel vol te kunnen houden, “is een jaarlijkse economische groei van minimaal 1,5% tot 2,0% per jaar noodzakelijk.” De vooruitzichten van DNB en CPB liggen daar ver onder: 0,5–0,9% groei per jaar. “Te weinig om onze voorzieningen op peil te houden, laat staan te verbeteren."

Dat is geen technische nuance, maar een forse welvaartsdreun. Zonder extra groei lopen de overheidsuitgaven in 2035 ruim 100 miljard euro per jaar uit de pas met de inkomsten óf moet er fors worden bezuinigd op zorg, sociale zekerheid en andere basisvoorzieningen. In het rapport wordt het scherp geformuleerd: lage groei betekent in de praktijk “een structurele achteruitgang in onze welvaart."

Alleen hogere belastingen? Dat raakt direct de burger. Bij het huidige groeipad verliest een gemiddeld huishouden rond 2035 zo’n 1.700 euro koopkracht per jaar; bij nog lagere groei loopt dat op tot meer dan 7.000 euro. Groei is hier geen fetisj, maar een verdedigingslinie voor de verzorgingsstaat.

De achilleshiel: productiviteit

De ruimte om nog méér te werken is vrijwel op. 85% van de Nederlanders tussen 15 en 64 jaar is beschikbaar om te werken, internationaal is dat extreem hoog. “Door de beperkte potentie van een toename in arbeidsinzet zal economische groei voornamelijk voort moeten komen uit een stijgende arbeidsproductiviteit."

En precies daar gaat het mis. De Nederlandse productiviteitsgroei was de afgelopen twee decennia gemiddeld slechts 0,6% per jaar, tegenover 1,8% tussen 1974 en 2003. Terwijl de VS in het afgelopen decennium 1,7% per jaar wist te realiseren, mede dankzij een explosieve techsector.

Om de trend te keren is volgens TNO Vector en RaboResearch een investeringsimpuls nodig van 151 tot 187 miljard euro in de komende tien jaar, vrijwel volledig in “hoogproductieve delen van onze economie”. Dat is zo’n 19 miljard euro per jaar.

Er wordt momenteel verkeerd geïnvesteerd, stelt Wennink: we stoppen relatief veel geld in stenen (woningen, bedrijfsgebouwen) en te weinig in machines, R&D en digitale infrastructuur. Wennink citeert Nobelprijswinnaar Paul Romer: “Groei komt voort uit betere recepten, niet alleen uit meer koken.” Met andere woorden: zonder technologische vernieuwing en kapitaalgoederen die arbeid echt productiever maken, droogt de groei op.

Strategische relevantie in vier domeinen

De productiviteitsopgave valt samen met een geopolitieke technorace die Europa aan het verliezen is. De kloof in investeringen van grote bedrijven tussen Europa en de VS groeide in zeven jaar van 36 naar 76 procent – een verschil van zo’n 700 miljard euro per jaar. Amerikaanse bedrijven investeren inmiddels ruim vier keer zoveel in capex en R&D als Europese, Chinese bedrijven halen ons in rap tempo in.

Wennink is hier ongewoon politiek: “Wie technologisch niet meetelt, zit niet aan tafel – en wie niet aan tafel zit, staat op het menu."

Om niet te verworden tot louter “afnemer” van buitenlandse technologie moet Nederland kiezen voor niches in vier sleutel­domeinen:

  • Digitalisering & AI
  • Veiligheid & weerbaarheid
  • Energie- & klimaattechnologie
  • Life sciences & biotechnologie

Deze domeinen “vormen de ruggengraat van de grote transities van deze eeuw” en bepalen “in toenemende mate de geopolitieke machtsverhoudingen”. Juist daar zijn onze afhankelijkheden nu het grootst: van Amerikaanse cloudaanbieders en AI-platforms, van Chinese batterijen, materialen en farmaceutische ingrediënten.

Nederland heeft tegelijkertijd een sterke uitgangspositie, met ecosystemen als Brainport Eindhoven, Rotterdam, Schiphol, Leiden Bioscience Park en Wageningen Foodvalley. Maar zonder scherpe keuzes en opschaling dreigen ook deze hubs terrein te verliezen.

Vier randvoorwaarden die nu blokkeren

Het goede nieuws: de investeringsbereidheid ís er. Voor het rapport zijn 51 concrete proposities verzameld, uitgewerkt door meer dan duizend experts in dertig consortia, goed voor een investeringspotentieel van 126 miljard euro – grotendeels privaat te financieren.

Het slechte nieuws: “Deze investeringen komen alleen tot stand als de randvoorwaarden op orde zijn.” En juist daar spreekt Wennink over “achterstallig onderhoud”. Hij onderscheidt vier dossiers:

  1. Vergunningen & regels
    Het huidige systeem mist “snelheid en daadkracht”; maatschappelijke doelen worden ondergeschikt aan “trage en complexe procedures”. De stikstofimpasse, eindeloze bezwaar­procedures en risicomijdende toezichthouders blokkeren strategische projecten. Oplossing: versnel vergunningverlening voor cruciale energie- en industrieprojecten, voer nationale regie op strategische dossiers en introduceer regulatory sandboxes voor baanbrekende innovaties.
  2. Talent & onderwijs
    “Jaar na jaar daalt de kwaliteit van ons onderwijs, en technisch geschoold talent wordt steeds schaarser.” Tegelijk ontmoedigt Nederland internationale studenten en kenniswerkers en ontbreekt een serieus systeem voor om- en bijscholing. Wennink pleit voor een Nationale Talentagenda en een herijking van sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid, zodat vaardigheden en mobiliteit aansluiten bij onze technologische ambitie.
  3. Betaalbare, betrouwbare energie
    Netcongestie houdt duizenden bedrijven aan de poort van het elektriciteitsnet, terwijl stroom hier duurder is dan in buurlanden. Daardoor dreigt uitstroom van strategische industrieën. Korte termijn: flexibeler gebruik en prioritering van netcapaciteit en tijdelijke fiscale prikkels. Lange termijn: een “robuuste energiemix met voldoende leveringszekerheid” voor industrie en strategische clusters.
  4. Economische infrastructuur & ecosystemen
    Ecosystemen als Rotterdam, Schiphol, Brainport en de kennis­campussen hebben een nationaal versterkingsplan nodig: ruimte, huisvesting, energie-infra, digitale netwerken, kennisinfrastructuur. Publiek-private samenwerking is hier sleutelwoord om vertrouwen en langjarige investeringszekerheid te bieden.

Een nieuwe investeringsmachine, op afstand van de politiek

Alleen met randvoorwaarden is Nederland er niet. Wennink schetst ook een nieuwe financiële en bestuurlijke architectuur.

Financieel stelt hij twee instituties voor:

  • Een Nationale Investeringsbank met 10–20 miljard euro werkkapitaal, die bestaande instrumenten bundelt en via publiek-private cofinanciering tot 100 miljard euro aan investeringen mobiliseert.
  • Een Nationaal Agentschap voor Baanbrekende Innovatie met jaarlijks 2 miljard euro budget, gericht op ecosystemen en strategische innovatieprojecten.

Beide instellingen moeten “op afstand van de politiek opereren, met een professioneel bestuur en een duidelijk mandaat” om langjarige stabiliteit te garanderen. Parallel daaraan moet de overheid consumptieve uitgaven terugdringen, fiscale weglekkers schrappen en bereid zijn “de staatsschuld verantwoord te laten oplopen” voor investeringen met aantoonbaar economisch rendement.

Bestuurlijk pleit Wennink voor een harde verankering van toekomstig verdienvermogen in de politieke top. Het moet chef-sache worden met directe verantwoordelijkheid bij de minister-president. De minister van Economische Zaken krijgt weer regie over energie en handel, en een onafhankelijke Commissaris voor Toekomstige Welvaart krijgt een wettelijk mandaat, een eigen fonds en een uitvoeringsunit om impasses te doorbreken, bijvoorbeeld rond netcongestie.

Daarvoor is een cultuurbreuk nodig binnen de rijksdienst. De “doorgeschoten verantwoordingsdruk” heeft geleid tot “procesfetisjisme”: processen zijn belangrijker geworden dan doelen, en “de overheid is niet langer voldoende dienstbaar aan de samenleving.” Bestuurders en toezichthouders moeten weer “durven ondernemen, durven risico’s te nemen en durven maatschappelijke doelen snel en daadkrachtig na te streven."

Nederland wil wel, maar het moet ook mogen

Wat het rapport opvallend maakt, is de combinatie van urgentie en optimisme. Wennink ziet overal in het land ondernemers, onderzoekers, zorgprofessionals en ambtenaren “die willen bouwen aan de toekomst”. “Hun bereidheid om te investeren, te vernieuwen en verantwoordelijkheid te nemen is groot. Wat zij vragen, is richting en ruimte. Nederland wil wel, maar het moet ook mogen."

Die ruimte creëren - in regels, energie, talent, bestuur en financiële instrumenten - is precies waar het Rapport Wennink toe oproept. Niet als abstract groeiplan, maar als voorwaarde om zorg, onderwijs, veiligheid en klimaat betaalbaar te houden en om als technologieland mee te blijven bepalen in plaats van ondergaan.

Het laatste zinnetje van Wennink is tegelijk waarschuwing en uitnodiging: “Niet handelen is ook een keuze.” En dan, bijna achteloos: “De toekomst wacht niet.”