Logo

Vertrouwen in de wetenschap groeit, maar verdeeldheid neemt toe

Meer Nederlanders geven een tien, maar er zijn ook meer onvoldoendes voor de wetenschap. De uitersten worden zichtbaarder.

Published on September 6, 2025

rathenau

Teylers Museum, © Rathenau

Medeoprichter van Media52 en hoogleraar Journalistiek, bouwt aan IO+, events en Laio, met focus op commerciële kansen—en blijft schrijven voor IO+.

Het vertrouwen van Nederlanders in de wetenschap is opnieuw hoog. Gemiddeld geven we de wetenschap een 7,5, een fractie hoger dan vier jaar geleden. Daarmee scoort de wetenschap beter dan vrijwel alle andere instituties, zoals de rechtspraak, de Tweede Kamer en grote ondernemingen. Toch is het beeld minder eenduidig dan de cijfers suggereren. Het vertrouwen is niet alleen gestegen, het is ook sterker verdeeld: steeds meer Nederlanders behoren tot de groep met heel veel vertrouwen, maar tegelijk groeit ook de groep die de wetenschap een onvoldoende geeft.

Het Rathenau Instituut onderzocht dit vertrouwen in januari 2025 onder ruim 8.300 Nederlanders. Sinds 2012 voert het instituut elke drie jaar dit representatieve onderzoek uit. Directeur Eefje Cuppen benadrukt in het voorwoord dat het hardnekkige idee van een ‘dalend vertrouwen’ niet klopt: “Het vertrouwen in wetenschap is al jarenlang hoog vergeleken met andere instituties. Wel zien we dat de tegenstellingen scherper worden, en dat vraagt om debat en analyse."

symposium Rathenau

Aanmelden voor het symposium over vertrouwen in de wetenschap kan hier

Twee uitersten groeien tegelijk

Het gemiddelde cijfer maskeert een opvallende verschuiving. Het aandeel Nederlanders dat hun vertrouwen in de wetenschap met een 9 of 10 beoordeelt, groeide van 20,6% in 2021 naar 34,1% in 2025. Tegelijkertijd steeg het percentage onvoldoendes (5 of lager) van 9,5% naar 14,6%. Waar het gros van de bevolking vroeger in het midden zat, beweegt een steeds groter deel naar de uitersten.

Die polarisatie komt ook terug in de manier waarop mensen over wetenschap praten. Associaties als kennis, feiten, innovatie en vooruitgang worden breed gedeeld. Maar mensen met weinig vertrouwen noemen opvallend vaak termen als geld, politiek en invloed van financiers. Voorstanders benadrukken juist woorden als belangrijk en waarheid.

Politiek, opleiding en leeftijd spelen mee

Het rapport laat zien dat vertrouwen in de wetenschap sterk samenhangt met persoonlijke factoren. Politieke voorkeur is daarbij het meest bepalend. Stemmers op Volt, D66 en GroenLinks-PvdA scoren ver boven het gemiddelde. Bij Forum voor Democratie ligt het gemiddelde juist onder de voldoende, en ook PVV- en BBB-stemmers laten vaker weinig vertrouwen zien.

Daarnaast spelen opleidingsniveau en leeftijd een rol. Hoogopgeleiden geven de wetenschap gemiddeld een 8, laagopgeleiden blijven steken op een 6,8. Voor het eerst sinds de start van de metingen blijkt leeftijd een significante factor: jongeren hebben meer vertrouwen, ouderen minder. Volgens de onderzoekers kan dat te maken hebben met een gevoel van bestaansonzekerheid onder ouderen, maar ook met een lagere mate van wetenschappelijke kennis. Spiritualiteit blijkt eveneens van invloed. Mensen die zichzelf spiritueel noemen, scoren gemiddeld lager in vertrouwen. Religie daarentegen laat nauwelijks effect zien.

Gezondheid wint, ongelijkheid verliest

Niet elk onderzoeksdomein roept hetzelfde vertrouwen op. Onderzoek naar gezondheid en medicijnen kan op de meeste steun rekenen: ruim driekwart van de Nederlanders heeft daar veel of volledig vertrouwen in. Ook vaccinatieonderzoek scoort hoog. Bij klimaatonderzoek ligt dat vertrouwen op 55%, bij kunstmatige intelligentie op 44%. Het minst vertrouwen hebben Nederlanders in onderzoek naar ongelijkheid en discriminatie: slechts 39% spreekt daar vertrouwen in uit, terwijl 28% expliciet wantrouwend is.

“De thema’s die het sterkst gepolitiseerd zijn, roepen de meeste verdeeldheid op,” aldus onderzoekcoördinator Alexandra Vennekens van het Rathenau Instituut. “Bij klimaat en ongelijkheid zien we duidelijk dat politieke oriëntatie een doorslaggevende rol speelt. Dat vraagt om zorgvuldige communicatie, juist omdat het maatschappelijk zulke belangrijke thema’s zijn.”

Wetenschappers ja, politici nee

Interessant is dat Nederlanders veel vertrouwen hebben in de wetenschap zelf – als kennisinstituut, in de methode en in de wetenschappers – maar nauwelijks in de manier waarop anderen hun werk gebruiken. Slechts 19% vertrouwt op de conclusies die journalisten trekken uit wetenschappelijke publicaties. Nog minder vertrouwen is er in de politiek: amper 10% vindt dat politici verantwoord omgaan met wetenschappelijke inzichten bij het maken van beleid. Meer dan de helft heeft daar weinig tot geen vertrouwen in.

Wat levert wetenschap de samenleving op?

De meeste Nederlanders zien wetenschap als een bron van kennis, innovatie en een gezonder leven. Meer dan 60% denkt dat wetenschap bijdraagt aan een langer en gezonder leven, en 68% vindt dat technologie ons leven gemakkelijker maakt. Daartegenover staat dat minder dan een kwart gelooft dat wetenschap helpt om inkomensongelijkheid te verkleinen of om burgers meer te betrekken. Vooral laagopgeleiden zien weinig verband tussen wetenschap en meer werkgelegenheid.

Blijvend gesprek nodig

De resultaten schetsen een dubbel beeld: vertrouwen in wetenschap is en blijft hoog, maar de tegenstellingen nemen toe. Juist dat maakt het onderzoek relevant voor wetenschappers, beleidsmakers en journalisten.

“De verbanden en verschuivingen die we signaleren zijn belangrijk voor iedereen die wetenschap naar de samenleving wil vertalen,” zegt Vennekens. “Het is essentieel om door te denken over de betekenis van onze resultaten voor wetenschapscommunicatie en beleid.” Op 24 september organiseert het Rathenau Instituut samen met de KNAW een symposium om hierover verder in gesprek te gaan.