Logo

Uitstoot Europa daalt, maar meer ambitie nodig

Volgens een rapport van het Europees Milieuagentschap is de uitstoot in 2023 met 39% gedaald ten opzichte van 1990. In deze aflevering van Behind the Figures onderzoeken we deze gegevens.

Published on November 6, 2024

innovationorigins_imagine_a_view_on_an_European_city_where_ther_2021bce1-11c5-4f7d-82bf-dc72bd2ee968.png

Mauro verruilde Sardinië voor Eindhoven en is sinds 3 jaar redacteur bij IO+. Als GREEN+ expert houdt hij alle ontwikkelingen rondom de energietransitie nauwlettend in de gaten. Hij gaat graag op reportages en verrijkt zijn verhalen vaak met grafieken. Hij heeft meerdere series onder zijn hoede: Green Transition Drivers, Road to 2050, Achter de Cijfers.

Bakoe (Azerbeidzjan) is volgende week gastheer van de 29e Conventie over Klimaatverandering (COP29). Een van de gespreksonderwerpen is: klimaatinvesteringen om de uitstoot terug te dringen. De World Meteorological Organization (WMO) meldde vorige week dat de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer in 2023 naar een nieuwe recordhoogte zijn gestegen. Deze stijging zal de komende jaren resulteren in stijgende temperaturen.

Terwijl de wereldwijde uitstoot toeneemt, vertoont Europa een tegenovergestelde trend. Volgens een nieuw rapport van het Europees Milieuagentschap (EEA) is de totale uitstoot van broeikasgassen in de EU in 2023 met 37% gedaald ten opzichte van 1990. De gegevens zijn afkomstig uit de meest recente rapporten van de lidstaten en bronnen die door het EEA zijn geanalyseerd.

Over Achter de Cijfers

In Achter de Cijfers ontrafelen we elke aflevering één cijfer en bieden we inzichten met behulp van grafieken en diagrammen.

View Achter de Cijfers Series

Hoewel de wereldwijde uitstoot in deze periode met meer dan 60% is gestegen, is de uitstoot van broeikasgassen in de EU gedaald. Volgens het rapport zijn er drie factoren die deze daling rechtvaardigen: de vermindering van het gebruik van steenkool, de opkomst van hernieuwbare energie en een daling van het energieverbruik.

Ondanks deze versnelling zullen de lidstaten op basis van het huidige beleid hun uitstoot in 2030 met 43% hebben verminderd ten opzichte van 1990. Met de huidige geplande maatregelen erbij zou dit aandeel stijgen tot 49%, wat 6% lager is dan de Fit for 55-doelstellingen voor de reductie van broeikasgasemissies.

Afname in gebruik van kolen

Volgens het rapport zijn de broeikasgasemissies gedaald naarmate het gebruik van energiegerelateerde fossiele brandstoffen afnam. Het gebruik van steenkool - en in het algemeen van alle vaste fossiele brandstoffen en olieproducten - is sinds 1990 sterk gedaald. Met name vaste fossiele brandstoffen lieten de sterkste daling zien, met 21,4% van de netto broeikasgasemissies, gevolgd door een daling van 7,4% in olieproducten gerelateerde emissies.

In deze periode heeft de toename van het gebruik van aardgas deze reducties gedeeltelijk tenietgedaan. De uitstoot van broeikasgassen die verband houden met fossiele brandstoffen is echter voortdurend gedaald. Daarnaast zijn ook de emissies gerelateerd aan landbouw, mijnbouw en afvalbeheer gedaald.

In het EEA-document wordt ook opgemerkt dat de netto CO-vastlegging door bossen tot 2010 is toegenomen, terwijl de jaarlijkse hoeveelheid koolstof die door bossen wordt verwijderd sindsdien afneemt.

Lager energieverbruik

De cijfers over broeikasgasemissies van de EU voor 2023 laten ook de grootste jaarlijkse vermindering zien (8%) ten opzichte van 2022. Een van de belangrijkste boodschappen van het EEA-rapport is dat deze emissiereductie plaatsvond terwijl de welvaart werd gestimuleerd. Volgens het rapport is de daling ook te danken aan de inzet van de EU voor energie-efficiëntie in het primaire en het eindenergieverbruik. Primair energieverbruik heeft betrekking op het gebruik van energie in zijn natuurlijke vormen - denk aan het verbranden van kolen om elektriciteit op te wekken. Eindverbruik van energie verwijst naar de energie die de eindgebruiker bereikt, zoals de elektriciteit die je thuis gebruikt.

De uitrol van hernieuwbare energiebronnen

Energievoorziening en industrie zijn de sectoren die hun broeikasgasemissies in 2023 het meest hebben verminderd. De sterke toename van de productie van hernieuwbare energie en de combinatie van verminderde productie en efficiëntiewinsten in de industriële sector zijn de redenen voor deze dalingen. Het EEA schat dat 24,1% van de totale energiemix van de EU in 2023 afkomstig is van hernieuwbare bronnen. Dit is een stijging van één procentpunt ten opzichte van het voorgaande jaar.

De kolomgrafiek hieronder toont de trends in het aandeel hernieuwbare energie in drie sectoren: elektriciteit, verwarming en koeling, en vervoer. De elektriciteitssector decarboniseert sneller en heeft de grootste hernieuwbare energiebronnen - 42,1% in 2023. De verwarmings- en koelingssector volgt en overschrijdt de grens van 25%. De sector vervoer overschrijdt de grens van 10%.

innovationorigins_a_dutch_wind_farm_full_of_windmills_and_solar_12f8ac48-5867-47e5-be96-3627ba5a184f.png

Duurzame energie levert 53% van de elektriciteitsproductie

Een nieuw rapport van CBS laat zien dat in eerste helft van 2024 meer dan 50% van de Nederlandse elektriciteit duurzaam is opgewekt.

Welke landen doen het beter?

Het rapport presenteert ook nationale gegevens over de verandering in uitstoot. Sinds 2005 hebben Zweden en Nederland hun broeikasgasemissies het meest teruggedrongen, respectievelijk met 37% en 34%. In het kader van de Effort Sharing Regulation (ESR) heeft Stockholm toegezegd zijn broeikasgasemissies met de helft te verminderen ten opzichte van 2005, net als Duitsland, Finland, Luxemburg en Denemarken.

Screenshot-2024-11-05-141018-1004x700.png

Zweden, Finland en Letland waren de EU-landen met het grootste aandeel hernieuwbare energie in 2023. Daarentegen werd in Luxemburg en België respectievelijk 12% en 14% van het energieverbruik gedekt door hernieuwbare energie. Nederland blijft met 15,7% ver achter bij het Europese gemiddelde van 24,1%.

Wat ontbreekt er nog?

De huidige en geplande beleidsmaatregelen versnellen de voortgang, maar zijn niet genoeg om de uitstoot in 2030 met 55% te verminderen. Daarom ziet het EMA de herziening van de nationale energie- en klimaatplannen (NECP's) als een kans om extra maatregelen te nemen.

De EU-Energierichtlijn stelt voor 2030 een minimum van 42,5% hernieuwbare energie, met een streefdoel van 45%. Zoals de grafiek hierboven toont, is de inzet van hernieuwbare energie echter ongelijk verdeeld over de lidstaten. De beoordeling van de NECP’s door de Europese Commissie schat dat het aandeel hernieuwbare energie in 2030 tussen de 38,6% en 39,3% kan liggen. Er is meer ambitie nodig om te voldoen aan de bindende doelstellingen van de EU.