Logo

Meer huizen, betere infra: herontwerp steden is onvermijdelijk

De ruimtelijke opgaven van dit moment vragen om samenwerking. Daar zorgt de nieuwe Disciplineraad voor de Gebouwde Omgeving voor.

Published on June 12, 2025

Frank van der Hoeven en Jos Arts

Frank van der Hoeven en Jos Arts

Als Head of Partnerships legt Linda contact met nieuwe partners. Ze coördineert alle lopende samenwerkingen en legt de verbinding tussen onze journalistieke redactie en commerciële artikelen. Die linkt legt ze niet alleen voor geschreven artikelen, maar ook voor al onze events.

“Hittestress in steden verergert en meer dan de helft van het land is gevoelig voor overstromingen. Daar moeten we een oplossing voor vinden. Tegelijkertijd zijn we bezig met circulair bouwen en zoeken we naar manieren om de gebouwde omgeving bij te laten dragen aan de gezondheid van mensen, bijvoorbeeld door meer groen in de straten aan te brengen”, zegt Frank van der Hoeven, directeur onderzoek van de faculteit bouwkunde aan de TU Delft. Hij is ook wetenschappelijk directeur van 4TU.Built Environment, een samenwerkingsverband tussen de bouwkunde gerelateerde faculteiten van de vier technische universiteiten in Nederland.

Volgens Jos Arts, hoogleraar Milieu en Infrastructuurplanning aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), is technologische innovatie alleen niet voldoende om de grote uitdagingen van deze tijd het hoofd te bieden. Wat nodig is, is een systemische benadering: een breed overzicht van alle ontwikkelingen en opgaven – zowel fysiek-ruimtelijk als institutioneel.

Ontwerpers en architecten opereren vanuit zo’n integraal perspectief en spelen daarom een essentiële rol in het vinden van oplossingen. “Voor een succesvolle implementatie hebben we planologen en ontwerpers nodig,” stelt Arts. “De ruimte in Nederland is schaars en alles moet in diezelfde ruimte samenkomen. Dat vraagt om een multidisciplinaire aanpak waarin techniek en maatschappij met elkaar in wisselwerking staan.” Volgens hem speelt ontwerp zich af op meerdere schaalniveaus binnen de gebouwde omgeving. “Het begint bij de woning of werkplek, en loopt via de straat, wijk en stad door naar het omliggende land en het regionale en nationale niveau. Ook het water maakt hier deel van uit – denk aan vaarroutes of windmolenparken op zee.”

Verschillende schalen en belangen

Van der Hoeven gaat verder: “Daar ligt ook precies de grootste uitdaging. Een bepaalde oplossing kan op regionaal niveau perfect zijn, maar op lokaal niveau juist averechts werken. Zo staan de belangen soms haaks op elkaar.” Hij noemt de omgeving van Amsterdam Sloterdijk als voorbeeld. “De knooppunten in het openbaar vervoer moesten uitgebreid worden om regionaal en nationaal te zorgen voor een goed netwerk. Toen is besloten om alles samen te laten komen in Amsterdam Sloterdijk, naast een belangrijk havengebied. Het resultaat is een complexe ruimte met veel viaducten en geluid. Hierdoor is het minder aantrekkelijk om hier te wonen en wordt het gebied wat monotoon.”

Maarten Steinbuch en André Dorée

'We hebben nog één generatie om de wereld te redden’

Voorvechters van vernieuwing binnen universiteiten, hoogleraren Maarten Steinbuch en André Dorée, vertellen over hun visie voor de toekomst.

Gezamenlijke aanpak

Ontwerpen voor de gebouwde omgeving is dan ook een belangrijk thema binnen het Sectorplan techniek II. Het kabinet wil €200 miljoen per jaar extra investeren in wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. De sectorplannen zijn een middel om in kaart te brengen hoe dit geld het beste besteed kan worden. De sectorplannen versterken de samenwerking tussen universiteiten, zorgen voor een duidelijke taakverdeling en verbeteren zo de internationale positie. Daarnaast helpen ze wetenschappelijk talent aan te trekken, op te leiden en te behouden.

Een gezamenlijke aanpak van de maatschappelijke uitdagingen in de gebouwde omgeving staat centraal in het Sectorplan techniek. Er zijn vijf universiteiten betrokken bij het sectorplan techniek, de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), de Technische Universiteit Delft (TU Delft), de Universiteit Twente (UT), Wageningen University & Research (WUR) en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Elke universiteit draagt vanuit de relevante faculteiten bij aan een of meerdere thema’s.

De vierde generatie universiteit

De plannen van de DR OGO passen binnen de ontwikkeling van de zogenoemde vierde generatie universiteit. Hierbij ligt naast onderwijs, onderzoek en valorisatie, de focus op impact en het aanpakken van brede maatschappelijke opgaves. Daarbij gaat het niet alleen om onderzoek, maar ook om de ontwikkeling en implementatie van oplossingen samen met de belanghebbenden in het (regionale) innovatie-ecosysteem. Arts: “Rondom de gebouwde omgeving waren de maatschappelijke opgaves altijd al belangrijk, ook in onderwijs en onderzoek. Het gaat over de keuzes voor de toekomst van de gebouwde omgeving, de plek waar wij wonen, werken en recreëren. Daarom sluit dit van nature goed aan op de vierde generatie universiteit.”

Maarten Steinbuch en André Dorée

'We hebben nog één generatie om de wereld te redden’

Voorvechters van vernieuwing binnen universiteiten, hoogleraren Maarten Steinbuch en André Dorée, vertellen over hun visie voor de toekomst.

Een leven lang ontwikkelen

De DR OGO ziet een leven lang ontwikkelen (LLO) als een essentieel onderdeel om de uitdagingen te tackelen. “LLO gaat om onderwijs nadat je bent afgestudeerd”, stelt Van der Hoeven. “In verschillende regio’s is het aantal afgestudeerden volstrekt ontoereikend om het aantal vacatures in de sector op te vangen. Als we dan naar de toekomst kijken, denk bijvoorbeeld aan de opgave rond de herziening van het energienet, hebben we meer mensen nodig. Aan de andere kant neemt het aantal afstudeerders alleen maar verder af de komende jaren. Daar komt nog bij dat de huidige regering zich afwijzend opstelt tegenover expats. Het enige wat we dan kunnen doen is kijken naar het om- of bijscholen van mensen die al werkzaam zijn in de sector.”

In het onderzoek

LLO heeft twee kanten, zien Arts en Van der Hoeven. Aan de ene kant de opleidingen na een master, dus bijvoorbeeld een PhD of EngD. Van der Hoeven ziet dat de EngD trajecten praktijkgerichter zijn en dus beter passen bij de huidige vraagstukken die er liggen. “Het is belangrijk dat we vanuit DR OGO onderzoeksgroepen aansporen om vanuit hun onderzoek verder te denken richting de implementatie in de praktijk.”

In de praktijk

Aan de andere kant zijn ook korte cursussen relevant om zo mensen die al werkzaam zijn in de sector bij of om te scholen. “Dat is belangrijk om de productiviteit te verhogen en meer werk te verzetten met minder mensen. Bovendien is het voor professionals een goede manier om kennis op te doen over de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied”, stelt Van der Hoeven. Alleen de financiering hiervan is nog een groot vraagstuk. “De financiering van bachelor- en masteropleidingen en de onderzoekerstrajecten is een robuust systeem, maar voor de kortere cursussen is dat nog niet het geval. We zijn dus nog bezig met het leggen van de puzzel om te kijken hoe we dit als universiteiten samen kunnen organiseren en financieren. Daarbij is het belangrijk om te kijken naar een eigen businessplan voor LLO.

Gezien de huidige politieke situatie is het niet vanzelfsprekend dat we hierbij kunnen rekeningen op financiering van de ministeries bijvoorbeeld.” Arts voegt toe: “Zo’n academie moet, net als de samenwerking tussen de vijf universiteiten, organisch groeien en stap voor stap ontstaan.”

 

Gesponsord

Dit artikel is gemaakt in een samenwerking tussen 4TU.Built Environment en onze redactie. IO+ is een onafhankelijk journalistiek platform dat zijn partners zorgvuldig uitkiest en uitsluitend samenwerkt met bedrijven en instellingen die achter onze missie staan: het verhaal van innovatie verspreiden. Op die manier kunnen wij onze lezers waardevolle verhalen aanbieden die volgens journalistieke richtlijnen tot stand zijn gekomen.

Wil je meer weten over hoe IO+ samenwerkt met andere bedrijven? Klik hier