Logo

We worden datasubjecten: Bjorn Beijnon over platformmacht

"De platforms van Big Tech zijn appartementencomplexen waarvan de bewoners tot “datasubjecten” zijn verworden."

Published on October 27, 2025

Big Tech Formats our future

Medeoprichter van Media52 en hoogleraar Journalistiek, bouwt aan IO+, events en Laio, met focus op commerciële kansen—en blijft schrijven voor IO+.

Onze feeds, profielen en aanbevelingen weerspiegelen niet alleen wie we zijn, ze bepalen ook wie we worden. Onderzoeker en kandidaat-kamerlid (voor Volt) Bjorn Beijnon stelt dat platformecosystemen ‘datasubjecten’ creëren die het gevoel hebben controle te hebben, terwijl ze steeds meer in lijn komen met de belangen van Big Tech.

In de dubbellezing Who Formats Our Futures?, georganiseerd door de Universiteit van Amsterdam, belichtten dr. Rianne Riemens en Bjorn Beijnon twee kanten van de macht van platforms: hun ecologische voetafdruk en hun sociale gevolgen. In een korte driedelige serie ontrafelen we hun boodschap. Dit is deel 3. Je kunt deel 1 hier en deel 2 hier lezen.

Terwijl dr. Rianne Riemens de materiële infrastructuren van AI en energie in kaart bracht, richtte Bjorn Beijnon de schijnwerpers op de sociale infrastructuren van data. In zijn lezing tijdens ontleedde hij hoe platforms niet alleen informatie vastleggen, maar ook actief subjecten produceren.

“Ik ben geïnteresseerd in wat we vandaag de dag aan het worden zijn”, begon Beijnon. “Grote techbedrijven kneden onze subjectiviteit tot een heel specifiek format. Ze spiegelen ons niet alleen terug, ze creëren karikaturen van ons.”

Het appartementencomplex van Big Tech

Om platform-ecosystemen uit te leggen, gebruikte Beijnon een levendige metafoor. “Zie ze als appartementencomplexen”, zei hij. "Alphabet is eigenaar van het hele gebouw. Je kunt YouTube, Chrome, Drive, Gmail en Maps gebruiken, maar het meubilair zit vastgespijkerd. Je kunt het niet verplaatsen. Je leeft volgens hun voorwaarden.“

Het doel is niet alleen om diensten te leveren, maar ook om gebruikers binnen één ecosysteem te houden en zo de datastroom te maximaliseren. ”Elke aankoop, elke stream, elke klik wordt opgenomen in een dataprofiel“, aldus Beijnon. ”En dit profiel blijft niet gewoon bestaan. Het spreekt ons aan, het vertelt ons: dit is wie je bent."

Beijnon beschreef hoe herhaalde aanbevelingen en meldingen fungeren als voortdurende aansprekingen. “LinkedIn is een perfect voorbeeld”, zei hij. “Het platform roept tegen je: je bent op zoek naar een baan, je bent een professional die op zoek is naar kansen. En als je reageert, word je dat subject.”

Hij noemde dit proces interpellatie: de transformatie van individuen in “datasubjecten”.

“Een datasubject is iemand die zichzelf ziet als een levend archief”, legde Beijnon uit. “Ze documenteren hun bestaan door middel van data, terwijl ze nog steeds het gevoel hebben controle te hebben over hun keuzes. Maar juist dat gevoel van controle maakt deel uit van de conditionering.”

Cynische participatie

Om de grenzen van deze subjectiviteit te testen, bracht Beijnon zes maanden door in Nederlandse complotgemeenschappen. “Deze groepen beweren dat ze 'wakker' zijn, dat ze zich verzetten tegen het worden van datasubjecten”, zei hij. “Maar wat ik aantrof was een vorm van cynische participatie. Mensen wantrouwen platforms, maar blijven er toch mee bezig, waardoor ze vaak hun gevoel versterken dat ze speciaal zijn of ‘buiten het systeem’ staan.”

Dit bracht hem op het idee van ‘custom sense’: een geprivatiseerde vorm van waarheid die wordt gevormd door persoonlijke intuïtie en algoritmische feedbackloops. “Wanneer genoeg mensen met een vergelijkbaar custom sense zich groeperen, lijkt het op een gemeenschap”, merkte hij op. “Maar connectiviteit is geen collectiviteit. Het leidt tot zwermen, niet tot publieke ruimtes.”

Terwijl cynisme de mainstreamplatforms domineert, vond Beijnon iets anders in de gedecentraliseerde wereld van het Fediverse, een constellatie van open-sourceplatforms zoals Mastodon en PeerTube.

“In tegenstelling tot het appartementencomplex van Big Tech is de Fediverse een wijk met huizen met verschillende regels”, zei hij. “Het is gebouwd op open protocollen. Mensen praten daar over commons, over collectieve verantwoordelijkheid voor de infrastructuur.”

Ook de emotionele toon is anders: geen cynisme, maar zorgzaamheid. “Er is een gedeelde ethiek van aandacht, onderlinge afhankelijkheid en volharding bij meningsverschillen. Dat is wat het collectieve welzijn in stand houdt.”

Van particulier ontwerp naar openbaar bestuur

Beijnon, zelf ook verkiesbaar in de komende verkiezingen, sloot af met een politieke oproep. “Cynisme is een luxe die we ons niet kunnen veroorloven; de wereld staat in brand”, zei hij. “We hebben infrastructuren van zorg nodig, geen cynisme. En dat betekent dat de macht van platforms een zaak van openbaar bestuur moet worden, niet alleen van particulier ontwerp.”

Als promovendus en parlementair kandidaat voor Volt verbindt Beijnon theorie met politiek. “Transparantie en open standaarden moeten de basis vormen voor de digitale toekomst van Europa”, betoogde hij. “Protocollen mogen geen eigendom zijn van bedrijven. Ze moeten eigendom zijn van mensen.”

“De vraag is simpel”, concludeerde hij. “Blijven we datasubjecten in handen van platforms, of eisen we de macht terug om te beslissen wat voor collectief we willen zijn?”